TAIZÉ

Een woord uit de bijbel

De Kerk

 

Voordat ‘Kerk’ een woord werd uit de geloofsbelijdenis, de theologie en de catechese, was het in eerste instantie een bijbels woord. Wat nu volgt is niet een overweging over de Kerk, maar een poging om te ontdekken hoe de eerste lezers van het Nieuwe Testament het woord ‘Kerk’ gehoord hebben, in de hoop het iets van deze eerste levendigheid terug te geven.

Het woord ekklesia komt meer dan tweehonderd keer voor in de Griekse bijbel die door de christenen van de eerste eeuwen gelezen werd. Wat ons misschien zal verbazen is dat het bijna evenveel keer in het Oude Testament voorkomt als in het Nieuwe Testament. In de Griekse versie van het Oude Testament wordt ekklesia gebruikt voor het samengekomen volk van God.

In het Nieuwe Testament duidt ekklesia de plaatselijke gemeenschap aan of alle christenen. Er zijn echter ook een paar interessante uitzonderingen. Lucas, de schrijver van het derde evangelie en het boek Handelingen van de apostelen, noemt het woord ook als het gaat om een volksvergadering in een stad (zie Handelingen 19:23-40). Ekklesia werd dus niet alleen in religieuze zin gebruikt, maar ook voor de samenkomsten in het Griekse stadsleven waarin publieke zaken werden bediscussieerd.

Een andere uitzondering is dat, zelfs in het Nieuwe Testament, ekklesia het volk van God van het Eerste Verbond kon aanduiden. Stefanus noemt het volk dat in de woestijn rond Mozes bijeen was ekklesia (Handelingen 7:38). En in de brief aan de Hebreeën wordt een vers uit psalm 22 geciteerd: “Ik zal U loven in de kring van de ekklesia” (Hebreeën 2:12). Moet je dit vertalen met “in de kring van het volk” of “in de kring van de kerk”? De psalm spreekt over het volk Israël. Maar omdat de brief aan de Hebreeën deze woorden op de lippen legt van de opgestane Christus, kunnen ze ook verwijzen naar de Kerk.

In het bijbelse gebruik wordt dus bijeengehouden wat wij geneigd zijn uit elkaar te halen. Het voorbeeld uit de brief aan de Hebreeën nodigt uit om de schriften van het Eerste Verbond te laten spreken over de Kerk van het Nieuwe Verbond. De betekenis van het woord ekklesia verruimt zich dus. Met name in de Psalmen krijgt het woord ook een muzikale dimensie. De ekklesia wordt daar de vierende gemeenschap, bijeen gebracht door het lied van Christus.

Het woord ekklesia komt vaak voor in de Handelingen van de apostelen, maar verrassend genoeg niet in de eerste hoofdstukken. De gemeenschap die met Pinksteren geboren wordt, wordt geen ekklesia genoemd. Er wordt eenvoudigweg gesproken over “allen die het geloof hadden aanvaard” (Handelingen 2:44). Vervolgens verschijnt het woord plêthos (Handelingen 4:32), dat vertaald kan worden met “de groep mensen die het geloof had aanvaard”. Maar parallellen in buitenbijbelse teksten laten zien dat plêthos ook een gemeenschap aan kan duiden. Soms wordt het woord daarom vertaald met “gemeenschap” of “voltallige gemeenschap” (bijvoorbeeld in Handelingen 6:2). Toch is het niet een exact synoniem van ekklesia. Plêthos duidt vooral de gemeenschap aan zoals ze er is met haar regels voor lidmaatschap, haar eigen gebruiken en leiders. Zo waren er meer groepen in Jeruzalem op dat moment.

In de Handelingen van de apostelen zijn sporen bewaard gebleven van het feit dat ekklesia niet vanaf het begin al in gebruik was om de christelijke gemeenschappen aan te duiden. En dankzij de brieven van Clemens, bisschop van Rome, en Ignatius, bisschop van Antiochië, weten we dat de twee woorden plêthos en ekklesia tot tenminste het begin van de 2e eeuw naast elkaar hebben bestaan. Maar wat zijn dan de karakteristieke kenmerken van de christelijke gemeenschap die door het woord ekklesia benadrukt worden? En waarom heeft dit woord de overhand gekregen? Handelingen laat zien dat dit iets met de apostel Paulus te maken heeft. Het woord ekklesia begint een rol te spelen als ook Paulus dat gaat doen (Handelingen 8). Dit wordt bevestigd door de brieven van Paulus waarin het woord bijzonder veel voorkomt.

Waarom heeft Paulus voorkeur voor het woord ekklesia? In dit woord zit het werkwoord ‘roepen’. Terwijl plêthos een aanduiding is voor de gemeenschap ‘an sich’, is ekklesia, zowel in de Griekse wereld als in de bijbel, de gemeenschap die bijeengeroepen is. Het is alsof voor Paulus elke keer dat hij het woord ekklesia noemt, ‘geroepen’ of ‘bijeengeroepen’ meeklinkt. De ‘Kerk van God’ wil voor hem zeggen: “Hen die zijn geroepen om zijn heiligen te zijn” (1 Korintiërs 1:2), hen “die geroepen zijn om één te zijn met zijn zoon Jezus Christus” (1 Korintiërs 1:9).

Een halve eeuw later omschrijft Ignatius van Antiochië in een brief aan de christenen van Smyrna, de ekklesia voor de eerste maal als ‘katholiek’, dat wil zeggen ‘universeel’: “Daar waar de bisschop verschijnt, daar is de gemeenschap (plêthos), op dezelfde manier als geldt dat waar Jezus Christus is, de katholieke kerk (ekklesia) is.” Christenen vormen concrete gemeenschappen. Maar voor zowel Ignatius als Paulus is ‘kerk’ het mooiste woord. Want in dit woord ligt de nadruk niet op de organisatie van de gemeenschap, maar op de universele roeping die vanuit het evangelie van Christus opklinkt. En het bijvoeglijk naamwoord ‘katholiek’ onderstreept dat één en hetzelfde evangelie, op alle tijden en plaatsen, oproept tot de unieke gemeenschap met Christus.

Bijgewerkt: 3 juli 2009