TAIZÉ

Vergeving

Twee vragen over Judas

 

Als Jezus al wist dat Judas hem zou verraden, waarom liet Hij hem dan tot het einde toe deel uitmaken van de kring van zijn getrouwen?

Uit de vele mensen die Hem volgden, koos Jezus er twaalf die heel dichtbij Hem leefden, om te delen in zijn opdracht en die voort te zetten. Hij koos deze groep van twaalf apostelen niet zomaar: Hij had er een hele nacht over gebeden.

Maar op een gegeven moment realiseert Jezus zich dat Judas, één van de twaalf, zijn houding verandert. Jezus doorziet dat hij zich innerlijk van Hem verwijdert en zelfs dat hij Hem zal ‘overleveren’, zoals de evangelies het noemen. Volgens het evangelie van Johannes begreep Jezus al in Galilea, ver vóór de gebeurtenissen in Jeruzalem die tot zijn kruisiging zouden leiden, wat er aan de hand was (Joh. 6:70-71). Waarom heeft Hij Judas dan niet uit zijn omgeving verwijderd, maar hem tot het einde toe dichtbij Hem gehouden?

Eén van de uitspraken van Jezus over de vorming van de groep van twaalf apostelen, zet ons op het spoor: “Ikzelf heb jullie alle twaalf uitgekozen.” (Joh. 6:70; zie ook Joh. 13:18) Het werkwoord uitkiezen is een sleutelwoord in de geschiedenis van de bijbel. God heeft Abraham uitgekozen, Hij heeft Israël uitgekozen om het tot zijn volk te maken. Het volk van God, het volk van het verbond, krijgt dus vorm door de keuze van God. Het verbond is onverbrekelijk, omdat God ervoor kiest om Abraham en zijn nakomelingen voor altijd lief te hebben. De apostel Paulus schrijft hierover: “De genade die God schenkt, neemt Hij nooit terug, wanneer Hij iemand roept, maakt Hij dat niet ongedaan.” (Rom. 11:29)

Omdat Jezus de twaalf heeft uitgekozen zoals God zijn volk heeft uitgekozen, kan Hij Judas niet wegsturen, zelfs al weet Hij dat hij Hem zal gaan verraden. Hij wist dat Hij moest liefhebben tot het einde toe, om ervan te getuigen dat Gods keuze onherroepelijk is. De profeten, in het bijzonder Hosea en Jeremia, spreken uit naam van een God die gewond en vernederd is door het verraad van zijn volk en die toch niet ophoudt hen eeuwig lief te hebben. Jezus wilde en kon niets minder doen dan dat: vernederd als Hij is door het verraad van één van zijn vrienden, houdt Hij niet op hem zijn liefde te tonen. Door neer te knielen voor zijn leerlingen om hen de voeten te wassen, maakt Hij zich tot dienaar van allen, ook van Judas. En juist met Judas deelt Hij een stukje brood: een stukje brandende liefde, dat Judas meeneemt als hij de nacht ingaat (Joh. 13:21-30).

Als Hij trouw wil blijven aan zijn Vader – aan de God die Abraham en Israël uitkoos, aan de God van de profeten – kan Jezus niets anders doen dan Judas tot het einde toe dichtbij Hem houden. Hij hield van Judas, zelfs toen die helemaal gegrepen werd door de duisternis. “Het licht schijnt in de duisternis.” (Joh. 1:5) Het evangelie zegt dat “Jezus’ grootheid zichtbaar wordt” (Joh. 13:31) op het moment dat Hij zijn liefde aan Judas geeft, dat Hij hem zonder eigenbelang, mateloos liefheeft. In de ondoordringbare nacht van wrok en haat, openbaart Hij zo de ongekende schittering van Gods liefde.

Waarom staat er in de evangelies zo weinig over de motieven van Judas?

Het is verbazingwekkend dat de eerste christenen niet hebben verzwegen dat één van de twaalf apostelen Jezus overleverde aan de autoriteiten. Want dit feit wekt twijfel over de persoon van Jezus zelf: had Hij zich vergist in de keuze van zijn getrouwen? Maar het is ook verbazingwekkend dat er in de evangelies bijna niets staat over de motieven van Judas. Was hij teleurgesteld omdat hij merkte dat Jezus geen messias was met een politiek bevrijdingsprogramma? Dacht hij het belang van zijn volk te dienen door een einde te maken aan de loopbaan van Jezus? Sommigen suggereren dat hij bezweek voor de verleiding van macht en geld; anderen dat hij juist handelde uit liefde, om Jezus te helpen bij het geven van zijn leven…

Wat betreft het motief van Judas’ daad, zijn er in de evangelies slechts twee aanwijzingen. De ene is de vermelding van de duivel: hij “had Judas ertoe aangezet Jezus te verraden” (Joh. 13:2). Maar dat maakt het raadsel alleen maar groter. De duivel, of de satan, dat is degene die tegenwerkt, verwijt, lastert. Jezus doorzag de wrok die in Judas’ hart was ontstaan en die zich daar onomkeerbaar had genesteld. Maar geen woord, zelfs geen zinspeling over het waarom ervan.

De andere aanwijzing is de verwijzing naar de heilige Schrift. Met betrekking tot het verraad van Judas, zegt Jezus: “Wat in de Schrift staat, zal in vervulling gaan: Hij die at van mijn brood heeft zich tegen mij gekeerd.” (Psalm 41:10, geciteerd in Joh. 13:18) Het is belangrijk om goed te beseffen wat het betekent als er in de evangelies naar de Schrift wordt verwezen. De heilige Schrift is geen scenario dat van tevoren de rol van elke acteur bepaalt. Elke oplettende lezer van de bijbel weet hoe de Schriften de keuzes op scherp stellen en iedereen op zijn verantwoordelijkheid wijzen.

Door het psalmvers te citeren: “Die at van mijn brood, heeft zich tegen mij gekeerd” (Psalm 41:10), bevestigt Jezus niet dat Judas niet anders had kunnen handelen, maar dat God de hoofdrolspeler blijft in alles wat er gebeurt. Er is het drama van het verraad en tegelijkertijd is God aan het werk. Want als de Schrift vervuld wordt door wat Judas doet, betekent dit dat, op een verborgen manier, Gods plan wordt uitgevoerd, dat God zijn woord vervult (Jesaja 55:10-11). De verwijzing naar de Schrift maakt het mogelijk om in God te blijven geloven, zelfs in de duisternis, zelfs als het onbegrijpelijk is wat er gebeurt.

Ook al blijven de wrok en de haat van Judas onbegrijpelijk, de liefde van Jezus ‘tot het einde toe’ is nog veel onbegrijpelijker. In de evangelies staat zo weinig over de motieven van Judas, omdat ze niet als doel hebben om onze nieuwsgierigheid te bevredigen, maar om ons tot geloof te brengen. Ze onthullen niet de diepe duisternis van het drama van Judas, maar ze openbaren de onpeilbare en onbegrijpelijke diepte van de liefde van God.

Bijgewerkt: 27 maart 2007