TAIZÉ

Vrijheid

Ben ik nog vrij als ik gehoorzaam aan een oproep van Christus?

 

Als Jezus zijn eerste leerlingen vindt en hen roept, gebeurt dat ‘in het voorbijgaan’ (Marcus 1:1 en 2:14). Dit ‘in het voorbijgaan’ ademt een zekere vrijheid. Jezus heeft geen vast omschreven strategie. Hij ziet zijn toekomstige leerlingen en Hij roept hen. Hij zegt maar weinig tegen hen over wat Hij van hen verwacht en nog minder over wat ze van Hem kunnen verwachten. Dat zullen ze stukje bij beetje ontdekken. Jezus wil dat ze net zo vrij zijn als Hij. Of meer nog, dat ze op dezelfde manier als Hij vrij zullen zijn.

“Jij, volg jij Mij!” Dat zijn de allerlaatste woorden van Christus in de evangeliën (Johannes 21:22). Ook na zijn opstanding blijft Hij oproepen om Hem na te volgen. Hij komt altijd als ‘voorbijganger’. Ik ben niet degene die het moment kiest. Op een dag gebeurt het me dat een woord uit het evangelie me raakt. Een ontmoeting of een voorval zet bij mij alles op zijn kop en brengt me ertoe me aan Hem te verbinden. Geroepen worden is in de eerste plaats iets wat me overkomt.

Maar waar is dan mijn vrijheid gebleven wanneer ìk het niet ben die ervoor koos om Hem te ontmoeten, maar Hìj het is die mij vond? En als men mij vraagt waarom ik deze verbintenis ben aangegaan, dan kost het me moeite om een antwoord te vinden omdat het, net als bij de leerlingen, lijkt alsof de dingen bij toeval zo liepen. “In het voorbijgaan zag Jezus...” en Levi “stond op en volgde Hem” zonder een seconde te aarzelen (Marcus 2:14). Is dat niet een manier van handelen die een beetje te snel is om een bewuste, verantwoordelijke en vrije keuze te zijn? Wat zeker is, is dat Levi, toen hij opstond, vrij werd. Tot dan toe had hij de vrije beschikking gehad over zichzelf en zijn belastingkantoor. Van nu af aan verbreedde zijn horizon zich.

Hoewel Christus’ roep voor Levi direct volstrekt overtuigend is, wordt zijn vrijheid toch geen geweld aangedaan. Waar Christus is, daar is ook de heilige Geest. Christus’ roep sluit aan bij iets wat in het diepst van mijn hart aanwezig is. Zo komt deze roep tegelijkertijd van buitenaf op me toe – via iets wat ik lees of hoor, een gebeurtenis of een ontmoeting – en van binnenuit. Hij dwingt me niet maar bevrijdt me veel meer. Op het moment dat Christus me roept, maakt de heilige Geest wat in mij bekneld zit los en bevrijdt me van wat me benauwt.

Jezus bepaalt niet van tevoren de weg die zijn leerlingen zullen gaan. Hij stelt hen graag vragen: “Wie ben Ik volgens jullie?” (Marcus 8:29), “Willen jullie soms ook weggaan?” (Johannes 6:67), “Heb je Mij lief?” (Johannes 21:15-17). Hij verlangt onze vrijheid en onze creatieve inzet. Alleen in mijn antwoord wordt zijn roep werkelijkheid voor mij. Het zijn mijn eigen stappen die de weg van mijn navolging banen. “Als God je roept, betekent dat niet dat Hij je voorschrijft wat je moet doen. Zijn roepen is in de eerste plaats een ontmoeting met jou” (Brief aan wie Christus wil volgen).

Bijgewerkt: 7 juli 2008