Bijbelteksten met uitleg
Juli
Wat kan ik de HEER aanbieden, waarmee hulde brengen aan de verheven God? Moet ik hem tegemoet treden met brandoffers, zou hij eenjarige stieren aanvaarden? Kan ik hem gunstig stemmen met duizenden rammen, met olie, stromend in tienduizend beken? Er is jou, mens, gezegd wat goed is, je weet wat de HEER van je wil: niets anders dan recht te doen, trouw te betrachten en nederig de weg te gaan van je God.
Soms voelt het alsof we leven in een tijd dat alles wankelt en waarin elke stap die we doen onzeker is. Het eerste hoofdstuk van het boek van de profeet Micha probeert woorden te geven aan een dergelijke ervaring: het lijkt alsof “de bergen smelten en de dalen splijten als was dat smelt voor vuur, als water dat van een helling stort”. In het zesde hoofdstuk van het boek Micha is de eerste reactie als de fundamenten onder ons schudden, om in de actiemodus te schieten. Heel begrijpelijk, omdat we iets willen doen, we willen met de situatie om kunnen gaan. Het klinkt enigszins opgejaagd, zelfs overtrokken. Maar dan komt er rust in de tekst. Het verhaal komt tot een stilstand en neemt ons mee naar een ruimte waar het stil en rustig is: “Er is jou, mens, gezegd wat goed is, je weet wat de HEER van je wil: niets anders dan recht te doen, trouw te betrachten en nederig de weg te gaan van je God.”
“Er is jou gezegd wat goed is.” Dit horende, zou je misschien een opsomming verwachten. Een opsomming van allerlei dingen die je moet doen om goed te doen, waarna je weer controle over de wereld krijgt en alles minder bedreigend lijkt. Maar wat volgt is niet een dergelijke opsomming (hoewel dit misschien op het eerste gezicht wel zo lijkt), maar een bemoediging. Een bemoediging die ons ertoe uitnodigt om met de tekst mee te reizen, ons te laten meenemen in de ruimte die het stille ritme van de tekst voor ons opent.
Het eerste wat de tekst noemt is: “Recht doen”. Als je je laat meenemen in de ruimte die de tekst voor je opent, wil dat niet zeggen dat je de wereld buitensluit. Je wordt bovenal gevoelig voor wat rechtvaardig is en hoe je rechtvaardig kunt handelen. ‘Recht doen’ betekent dat je weet wat fundamentele rechten zijn, rechten die het mogelijk maken voor mensen om samen te leven. Daar zou ik nog aan willen toevoegen: ‘recht doen’ betekent ook onrecht onder ogen zien en aan de kaak stellen, hoewel het niet gemakkelijk is om te erkennen dat er onrecht wordt gedaan en ermee te leven dat er mensen te lijden hebben onder onrechtvaardigheid.
Dan volgt: “Trouw te betrachten”. In het Hebreeuws wordt hier het woord chesed gebruikt. Dit chesed is lastig te vertalen. Het betekent ‘trouw’, ‘goedheid’, ‘vriendelijkheid’, jazeker. Maar het is meer dan voorkomendheid en aardig zijn: het heeft te maken met solidariteit en engagement met de samenleving. Volgens mij is het een goedheid en vriendelijkheid die ook rauwe en scherpe randen heeft wanneer zij wordt geconfronteerd met de wanhoop in deze wereld en onze ellende. Het is een goedheid en vriendelijkheid die een ruimte voor ogen durft te hebben waarin chesed geleefd kan worden, waarin solidariteit mogelijk is – en die durft om daarvoor te vechten.
En dan: “Nederig de weg te gaan van je God”. In veel vertalingen wordt hier het beeld van ‘wandelen met God’ gebruikt. Het is toch bijna niet voor te stellen: wandelen met God, op weg gaan met God? In de Hebreeuwse tekst wordt het bijvoeglijk naamwoord ’tsanaʹ gebruikt om dit wandelen te beschrijven. Dit is een woord met veel betekenissen: het kan geïnterpreteerd worden als nederig, ootmoedig, maar ook als opmerkzaam, bedachtzaam, kalm, inlevend, bewust. Voor mij betekent het dat we niet gewoon maar meelopen, meegaan met de stroom, maar constant reflecteren op deze weg en zoeken naar beelden van hoe deze weg voelt.
En dan zou ik ook nog eens willen toevoegen dat het misschien wel zo is dat er ook sprake is van een verborgen weg in de tekst zelf. Je kunt steeds opnieuw heen en weer lopen in dit vers: voor- en achteruit: Wandel kalm met je God. Heb goedheid en vriendelijkheid lief. En doe recht. Heb goedheid en vriendelijkheid lief. En wandel kalm met je God. Steeds weer opnieuw. De weg houdt nooit op – en wij wandelen mee, waarbij we hem tegelijkertijd ondergaan én vormgeven.
Voor mij is de weg die in deze tekst wordt verbeeld als volgt: op momenten dat het lastig is om met God te blijven wandelen kan het voldoende zijn om te zien wat rechtvaardig is, om onrecht te benoemen, waarbij we ruimte creëren voor vriendelijkheid en goedheid – voor onszelf én voor de ander. Maar andersom ook: als ik niet meer weet hoe ik verder moet en hoe ik hoop moet houden op solidariteit, op goedheid en vriendelijkheid, op rechtvaardigheid, op wat dan ook: dan kan er de intuïtie zijn dat zelfs de kronkelwegen in ons leven zin hebben.
Wat is voor jou “wandelen met God”? Welke beelden, woorden, verhalen... heb jij bij dit wandelen, deze weg?
Welke voorbeelden van vriendelijkheid, van solidariteit op deze weg heb je zelf wel gehad?
Hoe kunnen we (in de kerk en daarbuiten) ruimte creëren om recht te doen en onrecht aan de kaak te stellen?
Dr. Katharina Opalka (Deze meditatie werd voor het eerst gegeven tijdens de week voor 18-35-jarigen in Taizé in augustus 2024)